Hij vindt het grappig, hoe doortastend ze was, destijds. Zij wil er liever niet meer aan denken. Ze gaan samen zwemmen, met het kleine meneertje erbij. Ze wil niet in het water en dan weer wel, omdat hij zegt dat het moet. Maar hij zegt het vooral om haar uit haar lood te slaan, wat hem ook aardig lukt.
'Weet jij ooit zelf wel wat je wil ?' vraagt hij en ze schudt van nee.
Het kleine meneertje trapt per ongeluk op haar allerkleinste teen, die bont en blauw wordt en ontzettend zeer doet. Maar ze vindt het niet erg, want het is een lief knulletje, net zo lief als de grote meneer. Als hij haar zegt dat ze de Alchemist moet lezen, snelt ze naar de bib en grist het boek uit de rekken. Ze weet precies waar het staat, is er wel eens in begonnen, maar uitgelezen heeft ze het nooit. Dus begint ze er weer aan. Op een terrasje in de zon.
Nu ze geen levend lijk meer is, en ook de fase van het losgeslagen projectiel en het wankele sprookjesfiguur achter zich heeft gelaten, doopt ze aarzelend haar teen in de poel der
ervaringsdeskundigen. Voorzichtig, omdat ze absoluut de waarheid niet in pacht heeft. Toch heeft ze heel wat geleerd, het afgelopen jaar. Dat alles weer goed komt, tijd alle wonden heelt en blablabla.
Ook al wenst ze niemand zo'n pak ellende toe, toch heeft ze voor in noodgevallen een lijstje opgesteld van hetgeen haar geholpen heeft:
Spotify (of iets dergelijks); geen therapie zo goed als muziek. Al was het maar om te ondervinden dat je niet de enige bent die het moeilijk heeft.
Want dat heeft ze wel geleerd,
dat bijna alle liedjes over de liefde gaan, of het gebrek daaraan.
Bovendien kan je erop dansen
en ook dat helpt bijzonder goed
tegen zwarte gedachten.
Sporten. Ongelooflijk maar waar. Ze had nooit gedacht dat ze lopen leuk zou vinden. Maar kijk, niks zo goed als kilometers malen met muziek in haar oren en haar gedachten op groen. Het groen langs het water, dat in de winter een beetje bevroren is en in de zomer soms pijn doet aan haar ogen. Eerst zwom ze gewoon, omdat ze amper rechtop kon staan en dan is het wel zo fijn om baantjes te trekken en even helemaal gewichtloos te zijn. Om daarna in coma te gaan liggen in de sauna of het stoombad.
Aan jezelf kunnen toegeven dat het niet meer gaat. Zeer belangrijk. Hulp inroepen als het nodig is en niet blijven ploeteren tot je er letterlijk bij neervalt. Heel moeilijk voor velen, maar echt nergens voor nodig. Niemand heeft er wat aan en het vertraagt het verwerkingsproces. Een breuk uit het niets is traumatisch. Dus heb je recht op rouwen en weer recht krabbelen. Op je eigen tempo en niet op dat van een ander. En ja, het is best raar om van alles en iedereen genoeg te hebben, zelfs van je eigen kroost, maar abnormaal is het niet en wat had ze graag gewild dat iemand haar dat toen even had gemeld. Want het komt goed. Dubbel en dik. En dan haal je de schade zo weer in.
Praten, honderd keer hetzelfde vertellen en er eerst verdrietig om zijn en daarna razend. Tot je sterk genoeg bent om het los te laten en door te gaan. Mag met bubbels erbij. En een goede vriendin. (Of twee)
Op je handen staan.
Ontzettend veel gedaan.
Waar dat precies goed voor is,
weet ze nog altijd niet.
Maar het heeft wel iets,
om de wereld op zijn kop te zien.
vrijdag 19 augustus 2016
dinsdag 16 augustus 2016
Klussen voor dummies
Stilaan kan ze het zelf; meubels in- en uit elkaar vijzen, twee verdiepingen hoog sleuren, tot alles precies staat zoals zij het wil. Er zijn massa's bedden, voor de kindertjes en voor hun vriendjes. En haar eigen bed, het enige waar ze echt goed in slaapt. Niet bijster veel, net wat nodig is om de dagen door te komen.
Ze vijst, klopt, hamert en sleurt, gaat op haar eentje naar het containerpark en gooit alles wat overbodig is in de enorme containers. Warm krijgt ze het ervan en ook een opgeruimd huis.
Ze verft. Totaal niet secuur, maar het is witter en lichter dan voorheen en als ze te veel morst op de klinken en de lichtschakelaars, verft ze die maar meteen mee. Het heeft iets artistiek, vindt ze. Al had ze het er ook allemaal af kunnen halen, voor ze begon.
Ze pompt de banden op van de kinderfietsjes en spit de tuin om, vervangt de lampen en probeert ondertussen nog de kindertjes op te voeden.
Soms is ze zo moe dat ze niet meer kan nadenken en amper gelooft dat ze ooit weer fit zal zijn. Maar ze leert dat wat vandaag niet lukt, ook best morgen kan en desnoods zelfs volgend jaar.
Soms wringt het. Dat er niemand is om tegenaan te hangen, die het even overneemt als het haar allemaal te veel wordt. Iemand die zegt dat ze er stunning uitziet, in haar jurk. Want ze kan best veel, maar dát zou een beetje raar klinken, zo tegen zichzelf.
maandag 8 augustus 2016
Aan zee
Het is zo'n dag waarop de lucht iets te fel blauw is. De schapenwolkjes lijken weggeplukt uit een sprookjessetting. Geen file naar zee , parkeerplek zat en op het strand een gezellige drukte.
Picture perfect. Tot ze een paar seconden de verkeerde kant op kijkt en vreemd genoeg niet drie,
maar slechts twee blonde kopjes spot. Onmiddellijk slaat de schrik haar om het hart. Het kan niet waar zijn. Het strand danst voor haar ogen en miljoenen kindertjes krioelen door elkaar. Behalve haar kleinste ventje. Haar benen willen niet meer mee, zijn net van elastiek.
In het strandtentje laat ze het meisje achter de bar zweren dat ze hem zullen vinden. Ze gaat er van klappertanden en de daver breidt zich uit over haar hele lijf.
In haar hoofd is hij al zes keer verdronken, opgeslokt door een haai of een reuzenkwal.
Of ontvoerd, godbetert, maar als de ontvoerder ondervindt wat voor een tirannetje die kleine is, stuurt ie'm ongetwijfeld snel retour. Ze vindt zichzelf een waardeloze moeder, ook al blijkt het dagelijkse kost te zijn, van die verloren kindertjes. En plots is hij daar weer, op de handdoek, teruggelopen aan de hand van een alerte meneer, die gelukkig opgemerkt had dat het mannetje onbedoeld alleen op wandel was.
Ze knijpt haar kind fijn en fluistert in zijn oor dat hij dat nooit meer mag doen. Echt nooit meer.
Als hij 's nachts wakker wordt, wat zelden of nooit gebeurt,
plukt ze hem uit zijn bedje en dropt hem opgelucht naast haar in het grote bed. Ze trekt hem zo dicht tegen zich aan dat hij geen kant meer op kan. Soms mag dat. Nu nog wel.
Picture perfect. Tot ze een paar seconden de verkeerde kant op kijkt en vreemd genoeg niet drie,
maar slechts twee blonde kopjes spot. Onmiddellijk slaat de schrik haar om het hart. Het kan niet waar zijn. Het strand danst voor haar ogen en miljoenen kindertjes krioelen door elkaar. Behalve haar kleinste ventje. Haar benen willen niet meer mee, zijn net van elastiek.
In het strandtentje laat ze het meisje achter de bar zweren dat ze hem zullen vinden. Ze gaat er van klappertanden en de daver breidt zich uit over haar hele lijf.
In haar hoofd is hij al zes keer verdronken, opgeslokt door een haai of een reuzenkwal.
Of ontvoerd, godbetert, maar als de ontvoerder ondervindt wat voor een tirannetje die kleine is, stuurt ie'm ongetwijfeld snel retour. Ze vindt zichzelf een waardeloze moeder, ook al blijkt het dagelijkse kost te zijn, van die verloren kindertjes. En plots is hij daar weer, op de handdoek, teruggelopen aan de hand van een alerte meneer, die gelukkig opgemerkt had dat het mannetje onbedoeld alleen op wandel was.
Ze knijpt haar kind fijn en fluistert in zijn oor dat hij dat nooit meer mag doen. Echt nooit meer.
Als hij 's nachts wakker wordt, wat zelden of nooit gebeurt,
plukt ze hem uit zijn bedje en dropt hem opgelucht naast haar in het grote bed. Ze trekt hem zo dicht tegen zich aan dat hij geen kant meer op kan. Soms mag dat. Nu nog wel.
Abonneren op:
Posts (Atom)