zondag 13 maart 2016

Dood

Ze zat daar, tussen al dat volk. Maar ze vond het niet. Haar zoontje kroop op haar schoot en toonde waar haar neus was, haar oren, haar haren en haar ogen. Plots kon hij ‘krokodil’ zeggen en ze kneep haar ogen tot spleetjes. Ze groef en groef, maar vond geen emoties. Haar hart lag stil. Haar lijf lag stil. Ze was op sterven na dood. Ze was verzot op haar kindjes, op haar familie, op foto’s, op mooi weer, op buiten, op het groen in de Schorre. Maar het was weg, verdwenen, spoorloos. Ze luisterde en knikte en lachte soms een beetje. Ze keek naar haar kindjes, die wel kindjes van een ander konden zijn. Ze had het ijskoud en vond dat het lang duurde en wou naar huis, naar haar bed.
Terug binnen zat ze naast haar zus, die vroeg of ze een wijntje wou. Eerst zei ze nee. En dan weer ja. En toen legde ze haar hoofd op de schouder van haar grote zus en zei dat ze vooral een knuffel wou.


‘Alles komt goed, Kiki, dat weet je toch?’ Ze wist dat, maar voelde domme tranen prikken. Iedereen was lief, en iedereen bezorgd. En ook al wist ze het, ze kon het niet meer voelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten