Ze kan nog altijd razend worden. Dan hoort ze in haar hoofd het geluid van brekend glas en voelt het net alsof er watten in haar keel zitten en een klem om haar hart.
Boos omdat hij haar negeert. Omdat de kindertjes treuzelen. Of jengelen. Te vrolijk zijn of net niet.
Maar vooral boos op zichzelf. Omdat ze het haat om niet blij te zijn en omdat ze niet wil dat er nog steeds zo vaak dikke tranen verschijnen die haar zicht vertroebelen. Ze blijft koppig vastzitten in het verleden. Die ellendige weerhaakjes willen maar niet lossen. Dus ze kan de vent nog niet zien zonder dat de stoom uit haar oren komt. Ze kan zichzelf niet vergeven dat ze niet beter haar best heeft gedaan. Toen. Toen alles nog mogelijk was.

Ze wordt heen en weer geschud tussen 'hou me alsjeblieft vast' en 'laat me verdomme met rust'
'Mama doet weer raar' zucht er wel eens eentje en ze weet dat hij gelijk heeft.
Bovendien spelen ze geen irritante spelletjes, roepen ze haar wanneer ze haar nodig hebben en hoeft ze zich nooit af te vragen of het wel gepermitteerd is om hen te knuffelen of in hun kleine oortjes een 'I love you' te blazen. Hun gesnotter, lawaai en hun kattenkwaad zijn altijd oprecht.
Ook als ze gillen dat ze een stomme mama is. Want dat is ze soms echt. Tot ze weer lief is en haar kleintjes als aapjes aan haar lijf komen hangen.